"Tes muzeek veu de joenge saut", hoor ik naast me. Ik ben in een cafeetje beland voor een optreden van de covergroep Generation Groove. De muziek mag dan wel "voor de jonge soort" zijn, het publiek is erg divers. Naast me op het bankje enkele mannen en een vrouw die je op dit uur in hun pantoffels achter de televisie verwacht. Vlak voor me enkele pubermeisjes die samen met hun mama hun eerste voorzichtige pasjes in het uitgangsleven zetten. Redelijk wat generatiegenoten die voluit van de leuke set genieten. Het meeste plezier beleef ik aan het observeren van een dame die krampachtig haar handtas met beide handen vastgrijpt. Ze beweegt mee als de muziek wat opzwepender wordt, maar de handtas wordt steeds betrokken bij de dans. Tot Generation Groove "Ik wil je" van De Kreuners inzet. De zangeres, waarvan ik vermoed dat ze nog luiers droeg op het moment dat dit liedje een hit werd, roept op om mee te zingen. De handtas raakt verlost van de ijzeren grip, de handen worden gebruikt om te applaudiseren en er breekt zowaar een glimlach door. Intussen baant de cafébazin zich luidkeels een weg door de deinende mensenmassa. Muzeek veu de jonge saut? Niet uitsluitend.
zondag 9 september 2012
dinsdag 28 februari 2012
Surfen
Ik sta mooi rechtop, twee voeten op de plank, een golf neemt
me mee. Op. Hoog. “Ik kan het!”, gil ik, ‘Kijk, ik sta!”. Supporters op het
strand. Ook mijn liefste. Glimlach op z’n gezicht, waakzaamheid in z’n ogen.
“Nu niet overmoedig worden”, bromt hij goedmoedig. Vrank kijk ik rond. Ik surf.
Ik surf op mijn golf van hoop!
Schuim, zout water, kopje onder. Onderuit gehaald door een
golf, ik tuimel naar beneden. Plons.
Even alles donker. “Verdorie”,
proest ik, “ik dacht nog zó dat ik het kon.” Mijn liefste geeft de plank weer
aan. “Het betert wel”, zegt hij bemoedigend. Op mijn buik op de plank. Ik
peddel. Ik peddel op de golf van onmacht. Maar wel nààr mijn golf van hoop!
zondag 12 februari 2012
IJspret
Ik zit aan
de rand en zie.
Ik zie hoe
jong en oud plezier maken op het ijs. Beginnende schaatsertjes zetten
voorzichtig hun eerste stapjes, ondersteund door een stoel, een helpende hand.
Vallen en weer opstaan. Gevorderden, vaak op leeftijd, glinsterende ogen, die
met vaste voet het ijs op stappen. Een klein meisje oefent met een ernstig
gezichtje haar pasjes.
Ik zie hoe
een hond enthousiast achter een bal aanholt, zich niets aantrekt van de kou aan
z’n pootjes. Een zwerm vogels neemt boven de hoofden van de nietsvermoedende
schaatsers een duikvlucht.
Ik zit aan
de rand en hoor.
Ik hoor een
variatie van talen, uit alle hoeken van Europa, hier aan de vijver. Je hoeft
geen tolk te zijn om te begrijpen wat ze zeggen. Zou het? Kan het? We doen het!
Ik hoor het
knarsen. Messen snijden in het natuurijs, een geluid dat met niets te
vergelijken is. Uniek.
Ik zit aan
de rand en geniet.
Ik geniet
van al die mensen, verenigd in hun schaatspret.
Ik geniet
van mijn lief dat zich met grote, krachtige slagen over de vijver begeeft, het
bovenste ijslaagje kreunt, versplintert onder zijn voeten, wordt krakend
omgezet in sneeuw. Onze meisjes op het ijs, beetje aarzelend, rode neusjes van
de kou, blos op de wangen van de inspanning.
Ik zit aan
de rand en bind mijn schaatsen om. Heel eventjes maar. Neus in de wind, trage
kadans. Ik zie het bevroren water langzaam onder me door glijden. Ik hoor het
ijs knerpen onder mijn schaatsen. Heerlijk. Ik geniet.
donderdag 9 februari 2012
De reisgezel
Anderhalf jaar gelden ontmoette ik hem voor het eerst.
Rijzige gestalte, zwart driedelig pak, zwarte knielange mantel, een snor die
doorloopt tot zijn bakkebaarden, hoge hoed, wandelstok. Mijnheer Epstein-Barr.
Mijn opgelegde reisgezel. Inclusief hutkoffer voor een lang verblijf. Geen
aangenaam gezelschap. Eerst was hij nadrukkelijk aanwezig, nadien eerder op de
achtergrond. Ik was opgelucht toen ik hem eindelijk kon uitwuiven.
En nu is hij terug, mijnheer Epstein-Barr. Eerst had ik hem
niet herkend, de dokter wees me op zijn aanwezigheid. En vertelde me dat hij een
regelmatige reisgezel zou kunnen worden. Ik schrok.
Hij is streng, mijnheer Epstein-Barr. Hij verwacht dat je
hem respecteert, zo niet grijpt hij onmiddellijk in. Hij is tevreden als ik bij
hem in de zetel zit. Of hij vat post naast mijn bed, kaarsrecht in zijn
meegebrachte Louis XV-stoel. “Blijf nog maar een beetje liggen”, zegt hij dan
terwijl hij z’n das herschikt.
Hij reist met me mee op de pendeltrein, mijnheer
Epstein-Barr. Soms laat hij me met rust, soms valt hij me zelfs daar al lastig.
Hij observeert me op mijn werkplek, draaiend aan z’n snor. In stilte, op een
afstandje. Tot hij het welletjes vindt en mijn aandacht eist. Dwingend, geen
ruimte voor onderhandelen.
Hij heeft een hekel aan sporten, mijnheer Epstein-Barr, dat
mag ik niet van ‘m. Een sociaal leven ligt gevoelig. Als ik zijn wensen voor
het vertrek voldoende inwillig, laat hij me gaan. Vaak gaat hij dan zelfs niet
mee. Tot hij vindt dat het lang genoeg heeft geduurd. Dan staat hij daar weer.
Met z’n wandelstok en hoge hoed.
Hij is jaloers op m’n dochters, mijnheer Epstein-Barr. Te veel tijd met hen doorbrengen, zint hem
niet. Boos zet hij dan z’n kraag recht en roept me tot de orde.
Hij laat soms de teugels vieren, mijnheer Epstein-Barr. Maar
vergis je niet. Te uitbundig van mijn verworven vrijheid genieten, wordt
bestraft. De gehandschoende hand trekt de teugels dan net iets strakker aan.
Hij verwacht gehoorzaamheid, mijnheer Epstein-Barr. Ik blijf
beleefd, probeer geduldig te blijven. Niettemin kijk ik uit naar zijn vertrek. Ik
wil zelfs zijn hutkoffer voor hem pakken.
Abonneren op:
Posts (Atom)