donderdag 24 november 2011

Hij.

Als een blok viel ik voor die sproeterige jongen die twintig jaar geleden mijn leven binnenwandelde. Groot. Stralende glimlach. Brede schouders. Fonkelende ogen. Hij.

Hij stond zelf al met twee benen in het werkende leven, maar loodste mij door mijn studies. Hij was de motor in mijn groeiproces van magere, blozende tiener naar jonge vrouw.

Hij is geen prater. Maar hij is er. Altijd. Niet met woorden. Met een blik, een zoen, een knuffel, zijn aanwezigheid.

Hij werd papa op het moment dat hij ons eerste kindje zag. Als ouders verstaan we elkaar woordeloos. Geen Grote Gesprekken over De Opvoeding, we houden elkaar in evenwicht. Ik iets minder streng, hij kan beter loslaten. Hij is de droompapa van onze twee dochters. Hij is het paar handen dat ik niet heb, herstelt wat ik kapot maak, creëert wat ik uitvind.

Hij maakt al twintig jaar deel uit van mijn leven, meer dan de helft. Dag na dag, soms dreigt de sleur. Maar als ik na een werkreis op de luchthaven sneller naar hem toe spurt dan mijn hakschoenen eigenlijk toestaan, weet ik dat hét er nog is. Als ik op onverwachte momenten een glimp van die sproeterige jongen opvang, voel ik opnieuw die vlinders.

Hij. Mijn eerste lief. De man van mijn leven.

Hij wordt veertig vandaag. Gelukkige verjaardag. Kus.

zaterdag 25 juni 2011

Brussel, net even anders.

In de kerstvakantie trok ik met onze oudste dochter naar het Margrittemuseum, onze jongste wil dolgraag eens met me gaan “shoppen”. Een half uur voor de trein naar Brussel vertrekt, zit ze al vertrekkensklaar te wachten. Eens op de trein wordt ze rustiger, tot we Brussel naderen. Ze is verrukt bij het zien van de lichtjes in de tunnel tussen Brussel-Noord en Brussel-Centraal (TL-lampen??), vraagt zich af waarom er groen licht brandt onder de roltrap in het station (zodat de ratten kunnen zien waar ze lopen??) en vindt de vloer aan de loketten van het Centraal Station mooi (geen idee of er ooit al iemand haar mening heeft gedeeld). De Sint-Hubertusgalerijen daarentegen vindt ze maar niks, de kleuren zijn volgens haar te dof. Tijdens een hevige plensbui staat ze te verbroederen met de hond van een bedelaar en elke straatmuzikant kan op haar aandacht rekenen. Brussel, een stad die ik elke werkdag bezoek. Maar met onze jongste dochter verloopt zo’n bezoek toch net even anders.

vrijdag 17 juni 2011

Martelarenplein

Op zomerse dagen zitten alle deurdorpels en trappen vol: het Brusselse Martelarenplein zelf telt slechts één terras. Maar dat kan de pret niet drukken, gewapend met een broodje en een drankje kan je er in het juiste gezelschap leuk mensenkijken. Naar de verwaaide kantoormens die druk-druk van de ene locatie naar de andere spurt. Of naar de toeristen die met een reisgids in de hand voornamelijk oog hebben voor het monument en de gebouwen. Of naar de winkelende meisjes die luidkeels hun op de Nieuwsstraat veroverde koopwaar bespreken, intussen balancerend op hun hoge hakken. Want het moet gezegd zijn, het Martelarenplein ligt er behoorlijk slecht bij en is voor hakkenloopsters zelfs een behoorlijke uitdaging. De kasseien liggen schots en scheef, zodat veel bezoekers en bezoeksters voetje voor voetje voorzichtige pasjes zetten. Een beetje zoals strandbezoekers blootvoets op het hete zand bewegen. Zodat je, met een beetje zon erbij, een instant vakantiegevoel krijgt in hartje Brussel!

vrijdag 20 mei 2011

Ook dit is Brussel.

Mijn collega en ik hebben de goede gewoonte over de middag een frisse neus te halen. Vrij snel hadden we de onmiddellijke omgeving van het Ellipsgebouw verkend en breidden we ons territorium uit. Zelf opgetrokken uit Brabantse klei, mag ik de stad ontdekken aan de zijde van een stadsmens. Mijn argwaan tegenover Brussel ebt langzaam weg. Tijdens onze middagpauzes durven we ook al eens de trein naar het Centraal Station of het Zuidstation te nemen om daar de benen te strekken en de omgeving op te nemen. Maar sinds kort ontdekken we Brussel per fiets. Deze week leidt onze tocht naar Elsene. Stevig op de trappers bereiken we het Flageyplein en de vijvers van Elsene. En op het moment dat we op het plein in de Ter Kamerenabdij staan, werkelijk een oase van rust, zegt mijn gids: “Ook dít is Brussel.” Inderdaad, ook dit is Brussel.